Minimaal bouwen 3

Hoe beïnvloedt de gebouwde omgeving sociaal gedrag van mensen?

Nu wordt het even taai. Onze usecase levert ons de bovenstaande interessante vraag. Om deze vraag te beantwoorden is enige achtergrondkennis nodig. Het zal ons leiden langs de ecologische psychologie, de theorie van de visuele waarneming, het begrip affordances en architectuur. Erg interessant, maar je kunt dit natuurlijk even bewaren voor later en doorgaan met Minimaal-bouwen 4.

Een mens neemt waar, hoofdzakelijk visueel. De Amerikaanse psycholoog Gibson (1979) benaderde de visuele waarneming op een interessante nieuwe manier.  Zijn uitgangspunt was dat een dier gedurende de evolutie zodanig is ontwikkeld dat informatie direct uit de omgeving wordt opgepikt en andere niet, waardoor het dier in zijn omgeving is ingebed (dit maakt het een ecologische benadering). Het netvlies van een dier is bijvoorbeeld slechts gevoelig voor een klein deel van het elektromagnetisch spectrum. Binnen dit spectrum neemt hij wel zijn vijanden en voedsel waar (al die dingen die primair relevant zijn voor het in leven blijven). De gevoeligheid van zijn visueel systeem wordt gevormd door de zichtbaarheid van zijn vijanden en van zijn voedsel. Daarnaast leiden verschillende fysiologische eigenschappen van het dier (zoals  grootte) of  bepaalde objecten in de omgeving worden waargenomen of niet. Een kiezelsteen of een regendruppel op een blad is voor een mier misschien een blokkade dat tot het maken van een omweg leidt. Voor een olifant stellen zij niets voor en zullen nauwelijks individueel worden waargenomen.  Dieren in water of in de lucht hebben een grotere gevoeligheid voor de 3 vrijheidsgraden dan landdieren.  Gedurende de evolutie leeft het dier, zoals het is, in een onderlinge relatie met zijn omgeving, is hierin ingebed en neemt daar zijn eigen niche in.

Dus in het kort: de waarnemer is onlosmakelijk verbonden met zijn omgeving en vormt hiermee een wederkerige relatie.

Affordances.

Verschillende dieren zijn op verschillende manieren ingebed in hun omgeving. Objecten hebben daarom voor verschillende dieren een verschillende bruikbaarheid.  Objecten en structuren in de (gebouwde) omgeving met een bruikbaarheid worden affordances genoemd. Affordances zijn dus gerelateerd aan levenswijze (vliegen, lopen, vleeseten, warmbloedigheid etc.) en fysiologie (afmetingen, zintuigen). Rietveld (2014) verzamelt dit in het begrip Levensvorm. Affordances worden direct en – in eerste instantie – zonder ingewikkelde cognitie opgepikt. Sit-on-ables, walk-on-ables, cross-ables zijn hiervan voorbeelden.

Basale triggers.

Affordances staan dus aan de basis van de visuele waarneming en het daaruit volgende gedrag. Dit zijn de basale triggers waar bioarchitectuur naar op zoek is.

Maar hoe vinden we deze basale triggers?

We pakken het wetenschappelijk aan. We volgen een vaststaande procedure, verwerken data in Google Cloud Platform en doen uitgebreide metingen.

 

… naar Minimaal-bouwen 4