2.2 Agents

In 2.1 heb ik voorbeelden laten zien waarin de agents simpele geometrische eenheden zijn die eventueel personen of andere dieren zouden kunnen voorstellen. De modellen kunnen erg interessante vormen en patronen laten zien. Hiermee beschouw je echter alleen het gedrag van een groep objecten in een globale ruimte. Ze zeggen niets over ruimtelijke structuren an sich en de specifieke beleving hiervan. Juist hierover gaat architectuur. Onze agents moeten dus iets anders zijn.

J.J. Gibson beschrijft in zijn boek An ecological approach to visual perception hoe (visuele) waarnemers informatie over diepte en de schaal van de objecten kunnen verzamelen en waarnemen. Een sleutelrol rol hierin speelt zijn stelling dat een waarnemer actief  waarneemt. Hij moet altijd in beweging zijn om te kunnen waarnemen. Dit is dus wezenlijk iets anders dan een cameraoog van een robot. Beweging van het lichaam en hoofd en de zeer snelle bewegingen van de oogbollen zorgen voor veranderlijke projecties van de omgeving op het netvlies. Het zijn de juist de veranderingen van de visuele input die essentieel zijn voor visuele waarneming.

OpticFlowBird

Het veranderlijke optische veld wordt een optic flow veld genoemd. In feite is dit een vectorveld op een bolvormig projectievlak met de waarnemer als middelpunt. Dit bolvormige veld noem ik de eigenruimte.  Dit is eigenlijk een ondeelbare ruimtelijke bouwsteen en prima geschikt als een agent. Een agent is dus een bewegende bolvormige ruimte.

Naast waarnemen handelt de persoon ook. Aan dit handelen ligt een zekere focus of intentie ten grondslag. De eigenruimte is daardoor niet overal even belangrijk. Minder belangrijke delen kunnen worden ingedikt en anderen kunnen worden uitgerekt. De eigenruimte wordt zodoende vervormt tot een zogenoemde individuele binnenruimte. Het punt van observatie blijft overigens natuurlijk altijd ergens binnen deze ruimte liggen waardoor de binnenruimte altijd van binnenuit wordt ervaren. Een agent is dus de individuele binnenruimte.

De eigenschappen van een agent op een rijtje:

  1. een agent is een ondeelbare maar vervormbare ruimte.
  2. mogelijke interacties tussen agents hebben betrekking op  ruimtes en niet op objecten
  3. waarneming en intentie is subjectief
  4.  globaal kunnen grotere en objectieve ruimtelijke structuren worden bekeken

Conclusie: Vervormde eigenruimtes zijn geschikte agents omdat zij ondeelbaar, ruimtelijk en plastisch zijn. Globaal ontstane structuren door interacties van deze agents zullen per definitie een ruimte genereren die architectonisch eventueel interessant zou kunnen zijn.

2.3 Interacties van individuele binnenruimtes